Dwalen en verdwalen - Ieder zijn val, ieder zijn kuil.
Het schurkenwoud is vol valkuilen. Zit je eenmaal in zo’n kuil, dan zijn er verschillende opties. De eerste reactie is proberen eruit te krabbelen. Dat is als bergbeklimmen, maar dan zonder het gevoel dat je de wereld overziet. Je kunt ook proberen er een tijdje te verpozen. Je ogen laten wennen aan het duister, de kuil verkennen, zien hoe goed hij je past, hoe mooi de wanden aansluiten en jouw grenzen definiëren. Nog een mogelijkheid is de kuil dieper graven, of wijder. Een tijdje flink wroeten in de weerbarstige aarde, het schurende zand in je pels vertrouwen op zijn wassende en polijstende werking. Kijken wat je onderweg tegenkomt aan ander leven onder de grond, of aan verborgen schatten. En misschien wel zo’n ondoorgrondelijke ondergrondse uitweg vinden.
Mijn allergrootste valkuilen, en steevast op mijn route in het maakproces van de tofste projecten: perfectionisme, de lat hoog, de ideeën uitgebreid. Eerst heel enthousiast worden van mijn eigen plannen en dan bang worden dat ik ze niet uitgevoerd krijg. De ideeën die ik heb, zijn heel sterk en dwingend bijna. Vooral aan het einde van een dag, of het begin van een nacht, als ik er in de schemertijd een beetje vrijblijvend over kan mijmeren. In die onbestemde tijd waarin dingen door elkaar heen beginnen te vloeien en nieuwe verbanden aangaan, raak ik overtuigd van hun kracht en hun waarde. Overdag, wanneer ik te maken krijg met de realistische, concrete situatie, wanneer die ideeën uitgevoerd kunnen worden, wanneer ze vragen om concrete stappen, dan betwijfel ik of diezelfde plannen het daglicht wel verdragen. Ze zijn allebei tegelijk aanwezig, de totale overtuiging dat ik het kan en zal uitvoeren én het niet weten hoe en of het ooit zal lukken. Die twee krachten zijn soms zo hard tegen elkaar aan het duwen dat ze elkaar blokkeren. Dat kost superveel energie en ik kom tot stilstand.
Ik ben dankbaar voor het werk dat ik in opdracht kan doen, maar eigen projecten zijn voor mij het belangrijkst en het meest dierbaar. En het spannendst. Je vraagt jezelf niet om meer van hetzelfde te maken, nee, je bent nieuwsgierig naar een nieuwe techniek, hebt je hart verloren aan een vers onderwerp, je doet onderzoek naar iets dat je eerder toevallig tegenkwam en je aandacht vraagt. Je probeert het beter te doen dan je laatste creatie. Die lat, die heb je vakkundig ver buiten je comfortzone geplaatst.
Je kunt bij een persoonlijk project niet anders dan uit je eigen leefwereld putten. En ook al heb ik tot op heden nog geen hoorntjes of scherpe tanden en staat mijn huis in een keurig straatje van een provinciestad, de schurk en zijn omgeving zijn onderdeel van mij en mijn werkelijkheid. Vanuit je binnenste creëren is jezelf laten zien, jezelf uitdagen en jezelf uitspreken. En daar heb ik een ambivalente houding in: enerzijds is er een natuurlijke behoefte tot expressie, anderzijds vind ik het ook eng. Het is precies dat onderzoek naar dat donkere stukje in mezelf dat aantrekt en afschrikt.
En zo struikel ik een beetje door de moeilijke fases in het werk. Dwaaltochten door niemandsland, het bos waar je de bomen niet van ziet, waden door een tranendal en af en toe wegzakken in een hardvochtig moeras. Aangejaagd door die aanhoudende stroom aan ideeën en wensen. Gebeten door de voldoening van het scheppen en met mijn tanden vastberaden in het project dat ik tot een goed einde zal brengen.
De valkuilen zijn dikwijls de oorzaak van uitstelgedrag. Ik gebruik externe deadlines om daar doorheen te breken (de deadlines die ik mezelf opleg werken doorgaans niet - stel je voor!). Maar een heel boek is een te groot project om met de deadline van de verschijningsdatum te kunnen tackelen. Vandaar dat ik naar een deadline toewerk, die niet haal, naar een volgende toewerk, die niet haal, naar een volgende, die niet haal… Blijkbaar moet ik een paar keer in het proces denken: nu moet het af! En dan trek ik een sprint. Om er vervolgens achter te komen dat het nog heel veel werk is en helemaal niet haalbaar. Dit vak is een intervaltraining en duursport tegelijk. In die jaren dat ik aan Ondergroei werk, heeft het boek al meerdere vormen aangenomen. Je zou dus ook kunnen zeggen dat er op al die geplande verschijningsdata een boek niet is verschenen. Horizonnen hebben nou eenmaal de neiging steeds op te schuiven.
Spread uit Ondergroei; de schurk en zijn familie huist in een wortelconstructie van de wurgvijg, omgeven door de klimmende nachtschade die ook wel bitterzoet of hoe-langer-hoe-liever wordt genoemd.
Illustratie uit Ondergroei; de schurk verwikkeld met de longnet stinkhorn (phallus indusiatus).
Fabelachtige ontmoetingen met fantastische schepsels
Ik leef al sinds 2007 met de schurk en in zekere zin zijn we met elkaar vergroeid. In zijn beginjaren heb ik hem vooral als volwassen schurk leren kennen. Maar terwijl ik aan Ondergroei werk, ontmoet ik zijn jeugdige kant. Gelijktijdig verkent hij z’n plekje in zijn wereld. Ik vind het bijzonder om zijn karakter, die er vanzelfsprekend lijkt te zijn, te helpen vormgeven. We lopen hand in hand en ontdekken samen zijn verleden, heden en toekomst. Hij krijgt er familieleden bij, vrienden en vijanden, karaktertrekken worden uitgebreid en uitgediept. En terwijl we samen oplopen, verschijnen er allerhande buitenissige schepsels op ons pad.
Je loopt ze spontaan tegen het lijf wanneer je niet op zoek bent, of je geeft welbewust gestalte aan je eigen hersenschimmen. Eerst zijn het de monsters in je hoofd, dan ontdek je dat je kunt dansen met je schaduw, en tenslotte heb je je omringd door een familie van zielsverwanten waarmee je een feestje op papier bouwt. Je bevraagt ze en je laat hen spreken. Ze overrompelen je met hun eigen willen wezen. En als je het echt hebt getroffen, zingen ze zichzelf los van de pagina naar de gedachtenruimtes en hartenkamers van de lezer die hen ontmoet.
Het zijn niet alleen deze ontmoetingen met fantastische schepselen die me drijven tot dit werk. Ook het kijken naar de wereld om me heen, met de blik vanuit het boek, is een dierbaar aspect van het proces. Het is alsof alle visuele, talige en emotionele impulsen die binnenkomen door een fijnmazige zeef gaan, waarin inspiratie wordt gescheiden van ‘gewone’ informatie. Tijdens mijn struintochten geniet ik van de kleuren en vormen of de naam van een paddenstoel, mos of orchidee. Het is bevredigend wanneer ik dat genieten vaste vorm kan geven in een eigen bewerking in woord of beeld. En door mijn vondst uit de werkelijkheid een plekje te geven in het boek, hoop ik de lezer via mijn blik zijn waarnemingen buiten het boek te intensiveren.
Illustratie uit Ondergroei; de schurk omgeven door vingerhoedskruid en de orchis italica.
Illustratie uit Ondergroei; Krakulen tussen het dennenwolfsklauw.
De open plek - tijd voor reflectie en heroriëntatie
Ik sta nu op een open plek in het bos. Het is er licht en het geeft me lucht voor een adempauze. Ik neem de stand in me op en zie welk werk is verzet. Het schurkenbos staat stevig aangeplant, en hier en daar groeit het al weelderig. Ik zie ook de voorzichtige treden van het jonge schurkje in deze wereld. De afgelopen periode volgde ik geen vaststaande route, ik navigeerde op gevoel en stuurde bij wanneer nodig. Als ik straks de open plek verlaat, weet ik welk pad ik kan inslaan. Ik zal dat pad zelf moeten vrijmaken met een kapmes, er zullen kuilen en obstakels in de weg zitten en hier en daar zal een wortel gemeen pootje haken. Maar de richting staat vast en met stampende voeten zal ik het pad vereffenen.
Het staan op deze open plek is tegelijk ook kwetsbaar. Het bos kan mij in alle veiligheid bespieden, maar voor mij is er geen bescherming. Heb je er wel eens over nagedacht, dat wanneer een boek verschijnt, het werk van de auteur er al eventjes op zit? Ik vond het tot nu toe wel fijn dat ik tussen het werken en de boekpresentatie wat tijd had om het maakproces van me af te schudden en me opnieuw te verhouden tot het werk, in de concrete vorm die het dan heeft gekregen. Afgezien van een omslag en eventueel een fragment in de aanbiedingsbrochure van de uitgeverij, is het niet gebruikelijk voor de verschijning al materiaal van een boek te delen. Maar in dit geval besluit ik dat wel te doen. Want, ik besef dat het nog een poos zal duren voordat ik Ondergroei in kant en klare vorm ter wereld breng. En met sommige woorden of beelden leef ik al een tijdje in kluizenaarschap. Ik voel de behoefte te delen in hetgeen me nú bezig houdt. Het voelt naakt, omdat het nog niet in de juiste vorm gestoken zit. Maar tegelijkertijd zie ik ook de rijpheid, en de juistheid van dit moment om mijn werk naar buiten te brengen. Ik prent mezelf in dat ook onaf werk en gaande processen het daglicht kunnen verdragen.
De schurk zal zich nu terugtrekken in zijn hol voor een winterslaap. Ondergroei blijft in de komende maanden vooral sluimerend aanwezig in de onderstromen van mijn bewustzijn. Ik mag ondertussen aan een ander mooi project werken en doe daarmee energie op om het schurkenwoud later te doen opbloeien. Ik wacht ongeduldig op het voorjaar, wanneer de eerste bolgewassen hun kopjes boven de grond zullen steken, nieuwe scheuten zich uitstrekken en de schurk stiekem lijkt te zijn gegroeid, klaar om zijn terrein te veroveren.
Illustratie uit Ondergroei; de schurk in een meerstemmige monoloog.